Spring naar inhoud

Bonsai Stijlen

Stijlen

Gladde iep (Ulmus minor) in de sokan-stijl (dubbelstammige stijl) gekweekt sinds 1982; de linkerboom is uitgevoerd in de hokidachi-stijl (bezemstijl), de rechterboom in de fukinagashi-stijl (verwaaide stijl).

In de loop van de geschiedenis is een canon van bonsaistijlen ontstaan.[64] Aanvankelijk werden in Japan vooral bizarre, expressieve fantasievormen gewaardeerd. Later kwamen er stijlen geïnspireerd op de groeiwijzen van bomen in de vrije natuur. In de 19e eeuw raakten veel fantasievormen uit de mode en sindsdien worden de natuurlijke stijlen het meest toegepast.[65]

Een catalogus beschrijft een bonsai meestal beknopt door de meest dominante of in het oog springende stijl te noemen. Uitvoerigere beschrijvingen noemen daarnaast ook de eventuele secundaire stijlen, de gebruikte plantensoort, het formaat van de bonsai en eventueel het jaartal waarin de boom voor het eerst als bonsai werd gekweekt.

Reeds in de eerste kweekfase bepaalt de kweker de stijl van de bonsai. Deze keuze hangt voor een deel af van de soortkenmerken en het uiterlijk van de jonge boom. Sommige stijlen kunnen slechts op een beperkt aantal plantensoorten worden toegepast. Elke stijl heeft namelijk specifieke richtlijnen voor een correcte vormgeving. Deze zijn voornamelijk bedoeld als leidraad; veel gewaardeerde bonsais voldoen lang niet aan elke stijlregel.

Bonsaistijlen kan men in een aantal categorieën groeperen. Deze behelzen onder andere de groeirichting van de stam, de bewerking van de bast, de vorm en positie van de wortels en het aantal stammen. Onderstaand overzicht is een selectie van de meest voorkomende stijlen.

Veel stijlen verwijzen naar de positie van de hoofdstam, bijvoorbeeld rechtopstaand, gebogen of hellend. Bij de rechtopstaande stijlen bevindt de top van de stam zich precies boven de plek waar de bonsai is geplant. Hiertoe behoren de twee meest toegepaste stijlen, chokkan en moyogi.Bij de andere stijlen varieert de positie van de top, van net uit het midden, zoals bij sho-shakan, tot ver naast en zelfs onder de stamvoet, zoals bij de kengai-stijlen.

Moerascipres (Taxodium distichum) in de chokkan-stijl

Chokkan (直幹) is de rechtopstaande of formeel opgaande stijl. Hiervoor lenen zich in het bijzonder coniferen, eiken en beuken.[67] De stam is geheel recht, staat loodrecht en loopt naar boven taps toe. De onderste takken, ongeveer op een vierde van de stam, zijn relatief dik en lang. Naar boven toe worden de takken gelijkmatig dunner en korter. De top wordt gevormd door één enkele tak.[68] In de vrije natuur zijn veel bomen op een vergelijkbare manier gevormd, vooral op open stukken waar een boom weinig lichtconcurrentie heeft. Een correct uitgevoerde chokkan-bonsai is symmetrisch gevormd en heeft meestal een kegelvormige bladerkroon. Er moeten bovendien enkele stevige wortels zichtbaar zijn, maar bij voorkeur geen wortels die richting de toeschouwer wijzen.

Moyogi (模様木) is de gebogen opstaande of informeel opgaande stijl. De meeste boomsoorten zijn voor deze stijl geschikt.De stam beschrijft een of meer duidelijke bochten, maar de top bevindt zich precies boven de stamvoet. Net als bij chokkan loopt de stam taps toe.Ook de takken verlopen van dik en lang aan de onderzijde tot kort en dun aan de top. Ter hoogte van de bochten in de stam zijn de takken eventueel weggesnoeid of klein gehouden, zodat ze niet te prominent zijn of anderszins afbreuk doen aan het geheel.

Shakan (斜幹), de hellende stijl, is een stijl waarbij een rechte of licht gekromde stam schuin naar links of rechts overhelt, haaks op de kijkrichting. Aan de tegenoverliggende zijde zijn de wortels duidelijk zichtbaar. Gewoonlijk staan de takken evenwijdig aan de grond en dus niet loodrecht op de stam.De onderste tak bevindt zich aan de tegenovergestelde zijde van de richting waarin de stam helt. Wanneer de stam slechts weinig uit het lood staat spreekt men van sho-shakan. Ook voor deze stijlen zijn de meeste boomsoorten geschikt.

Deodarceder (Cedrus deodara) in de han-kengai-stijl

Bij kengai (懸崖), oftewel de watervalstijl, bevindt de top van de boom zich lager dan de onderzijde van de pot .Soorten die zich hiervoor lenen zijn bijvoorbeeld dwergmispels, dennen en jeneverbesplanten. Deze stijl is ongeschikt voor snel groeiende plantensoorten. De kengai-vorm is gemodelleerd naar bomen die bijvoorbeeld groeien langs steile rivieroevers of op berghellingen. Om genoeg zonlicht te krijgen groeien zulke bomen vaak diagonaal of zelfs bijna horizontaal. Sneeuw en vallende rotsen kunnen de takken diep naar beneden buigen. De hoofdtakken komen daardoor lager te hangen dan het aanhechtingspunt. Dit effect wordt vaak versterkt door de bonsai in een grote, slanke pot te plaatsen die uitsluitend voor deze stijl is bedoeld.

Han-kengai (半懸崖), de halve-watervalstijl, is een variant van kengai. De top bevindt zich bij deze variant onder de bovenrand van de pot. Vaak staat de bonsai in deze stijl in een opvallende pot. Net als kengai is deze stijl ongeschikt voor snel groeiende plantensoorten.

Vorm en positie van de wortels

Enkele bonsaistijlen hebben betrekking op de vorm en positie van het wortelstelsel. Al deze stijlen zijn geïnspireerd op groeivormen in de natuur.

Acer buergerianum in de neagari-stijl;
links is de voorkant van de bonsai, gefotografeerd in december, rechts is de achterkant gefotografeerd in augustus

Neagari (根上り) is de blootgestelde-wortelstijl, waarbij een deel van het wortelstelsel boven de aarde uitsteekt. Soms zijn de wortels zo ver blootgelegd, dat ze tot wel twee derde van het bovengrondse deel uitmaken. De ruimte tussen de blootliggende wortels is altijd leeg in de natuur treedt dit verschijnsel op wanneer de aarde rond de boomwortels door water is weggewassen, zoals bij mangroven.

Sekijoju (石上樹) of deshojo (出猩々) is de wortel-over-steenstijl. Hier staat de boom op een steen of kleine rots. Wanneer een boom in de vrije natuur op een rots groeit, groeien de wortels in allerlei richtingen over de rots totdat ze aarde of water bereiken. De grillige vormen die zo ontstaan zijn ook kenmerkend voor sekijoju. De wortels mogen elkaar echter niet kruisen. Voor deze stijl gebruikt men vaak jeneverbesplanten en Ficus-soorten.

Bij ishizuki (石付), de klevend-aan-een-rotsstijl, groeit de bonsai uit een kleine, holle rots (zie foto dwergmispel). De wortels verankeren zich in spleten en holtes en halen hun voedingsstoffen en water uit de met aarde gevulde rotsholte. Het wortelstelsel is meestal niet zichtbaar, wel de aanzet van de wortels. In de rots hebben de wortels weinig ruimte en vrijheid om zich te ontwikkelen. De boom heeft daardoor meestal een schraal uiterlijk. Omdat de plant zijn voeding in de rots vindt, is een pot overbodig. De ishizuki wordt daarom vaak op een plat blad gepresenteerd.

Meerdere stammen

De meeste bonsais bestaan uit een enkele boom, maar er bestaan diverse bonsaistijlen waarbij ofwel meerdere stammen op één wortelstelsel, ofwel meerdere afzonderlijke bomen zijn gebruikt. Deze stijlen kunnen worden gecategoriseerd aan de hand van het aantal stammen, de rangschikking van de stammen of het gebruik van meerstammige enerzijds en afzonderlijke bomen anderzijds .Een bonsai bestaat nooit uit meer dan één boomsoort. Wanneer meerdere soorten zijn gecombineed, spreekt men van saikei ('aangeplant landschap'), wat een aparte kunstvorm is.

Meerstammige bomen

Buxus microphylla in de sokan-stijl

Sokan (双幹) is de dubbelstammige stijl, waarbij de stammen een gezamenlijk wortelstelsel hebben en één stam duidelijk groter en dikker is. Meestal raken beide stammen elkaar vlak boven de grond. Vanuit de positie van de kijker dienen de stammen duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. De dominante stam groeit doorgaans recht naar boven, terwijl de kleinere stam duidelijk schuin groeit. De takken van beide stammen waaieren in alle richtingen uit, behalve naar de tegenoverliggende stam. Het loof vormt vaak een ononderbroken bladerdak.

Bij kabudachi (株立) groeien drie of meer stammen op hetzelfde wortelstelsel (zie foto atlasceder). De stammen hebben altijd een oneven aantal en net als bij sokan raken ze elkaar dicht boven de grond. Bij sankan (三幹) heeft de bonsai drie stammen. De formaten van de stam variëren en er is altijd één dominante stam. De stammen zijn zodanig gepositioneerd dat ze niet in een rechte lijn staan. Hierdoor oogt de bonsai natuurlijker. De stijlen gokan, nanakan en kyukan staan respectievelijk voor een bonsai met vijf, zeven en negen stammen. Het principe komt overeen met sankan, maar hierbij kunnen ook twee (bij gokan) of meer stammen domineren.

Korabuki, de schildpadstijl, komt overeen met kabudachi, alleen vormen de wortels boven de grond een koepel. Alle stammen groeien op dit wortelstelsel.

Ikadabuki (筏吹き) is de rechte-vlotstijl. Het imiteert een natuurlijk fenomeen dat in de natuur voorkomt wanneer vanuit de stam van een omgevallen boom nieuwe uitlopers groeien. De jonge stammen kunnen zowel rechte als bochtige vormen hebben en groeien soms ook op een begraven deel van de stam. Bij een ikadabuki-bonsai groeien de nieuwe stammen op een rechte stam, en staan ze derhalve in een relatief rechte lijn. Bij netsunagari (根連なり), ook wel netsuranari genoemd, groeien de stammen op een bochtige moederstam. Deze stijl noemt men dan ook de bochtige-vlotstijl. Bij beide stijlen hebben de stammen vaak een gezamenlijk bladerdak.

Meerdere afzonderlijke bomen

Goshin is een bekende bonsai in de yose ue-stijl, waarbij elf jeneverbesbomen een bos vormen

Yose ue (寄せ植え) is de bosstijl, waarbij een groep afzonderlijke bomen in een pot staat. Het aantal bomen is oneven zolang ze eenvoudig te tellen zijn. De bomen hebben verschillende hoogtes en lijken verschillende leeftijden te hebben. Men gebruikt allerlei technieken om de suggestie van hoge bomen te wekken. Zo staan kleinere bomen meer achteraan; een perspectivische truc om het gezichtspunt lager te doen lijken. De bonsaipot heeft gewoonlijk een lage vorm die de hoogte van de bomen benadrukt. In plaats van een pot wordt ook wel een vlakke steen gebruikt.

Soju betekent letterlijk 'twee-boom' en is een bonsaistijl waarbij twee afzonderlijke bomen in een pot zijn geplaatst. Net als bij sokan is er een dominante, grote boom naast een kleiner exemplaar. Ze kunnen dicht bij elkaar geplaatst zijn, zodat het geheel sterk op de sokan-stijl lijkt, maar ze kunnen ook op ruime afstand van elkaar staan.

De stijlen sambon-yose, gohon-yose, nanahon-yose en kyuhon-yose staan respectievelijk voor drie, vijf, zeven en negen afzonderlijke bomen in een pot. Het heeft andere principes dan yose ue, de bosstijl; het telt een klein aantal bomen en er gelden strengere esthetische stijlnormen. Drie of meer bomen mogen niet in eenzelfde lijn staan. De bomen kunnen variëren in stamdikte en hoogte, maar qua proporties, bladdichtheid en andere visuele kenmerken komen ze zoveel mogelijk overeen. Bij sambon-yose is slechts één boom dominant, bij de overige stijlen kunnen dit er meer zijn.

Overige vormen

Er zijn ook vormstijlen die niet in bovengenoemde categorieën vallen. Enkele daarvan zijn gebaseerd op fenomenen in de natuur, maar deze groep omvat ook een aantal fantasievormen.

De bunjin-gi-stijl dankt zijn naam aan de Chinese literati, die vaak schrale en verwrongen bomen schilderden. Afgebeeld is een hangende rol van Ma Lin (ca. 1180–na 1256) en een Japanse zwarte den.

Karakteristiek voor bunjin-gi (文人木), de literatistijl, is de vrijwel kale, meestal verwrongen stam met weinig takken, groeiend uit een kleine, ronde bonsaipot. In de natuur komt deze boomvorm voor wanneer meerdere bomen dicht op elkaar staan op voedselarme grond. De bomen concurreren met elkaar om zonlicht en groeien daardoor in grillige vormen omhoog. Omdat alleen de boomtop genoeg zonlicht krijgt, groeien alleen daar takken. Het is een verschijnsel dat vaak bij de grove den en andere dennensoorten wordt aangetroffen. Om de overlevingsstrijd te accentueren, wordt soms aan de top van de bonsai een jin of dode tak gevormd. Bunjin-gi is Japans voor 'wenren-boom'. De wenren, oftewel literati, waren Chinese geletterde ambtenaren die onder andere bekend zijn om hun shan shui-landschappen. De bomen op deze schilderstukken vertonen vaak soortgelijke bizarre groeivormen.

Fukinagashi (吹き流し) is de verwaaide-stamstijl, waarbij de bonsai de indruk wekt alsof hij voortdurend aan sterke winden uit één richting is blootgesteld (zie foto gladde iep). De stam helt sterk met de denkbeeldige wind mee. De takken groeien vanuit alle zijden van de stam, maar wijzen uiteindelijk in dezelfde richting. Deze stijl wordt vaak gecombineerd met andere stijlen, zoals moyogi, han-kengai, shakan en de meerstammige stijlen.

Bankan (蟠幹), de samengerolde-stamstijl, is gebaseerd op de Chinese draak, die in het boeddhisme het geluk symboliseert (zie foto Japanse zwarte den). De gekronkelde stam stelt het lichaam van de draak voor, terwijl de takken de ledematen vormen.

Hokidachi (箒立ち), de bezemstijl, wordt vaak toegepast bij bomen met veel dunne takken, zoals wilgen en iepen (zie foto gladde iep). De stam is recht en loopt niet door tot aan de top. De takken steken alle richtingen uit, met een lengte die gewoonlijk ongeveer een derde van de totale hoogte bedraagt. Wanneer de boom in blad staat, vormt de bladerkroon een ronde bal.

Bewerking van de bast

Een aantal stijlen betreft de bewerking van de bast van de stam en takken. De bast is bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk verwijderd, waardoor de bonsai een doorleefd en respectabel uiterlijk krijgt.

Juniperus californica in de sharimiki-stijl; een resterende strook bast loopt via de achterkant naar de naalden.

Shari of sharimiki (舎利幹) is de drijfhoutstijl. Een of meer verticale stroken van de bast zijn met een mes verwijderd, waarna het onderliggende hout is gebleekt. De bonsai stelt zo een boom voor die heeft blootgestaan aan zon, hevige wind en andere omstandigheden. De schors is hierdoor afgesleten en het onderliggend hout is verkleurd door de zon. Zo'n kale plek begint meestal vlak boven de wortels en loopt naar het einde taps toe. Er blijft altijd minstens een smalle streep levend schors over, die de bladeren met het wortelstelsel verbindt. Zo blijft het transport van voedingsstoffen intact. Deze ingrijpende techniek past men alleen toe bij zeer geharde plantensoorten, zoals jeneverbesbomen. De kale bast wekt sterk de indruk van een hoge leeftijd, ongeacht de vorm van de boom.[90] Daarom leeft de kweker bij een bonsai in de sharimiki-stijl de richtlijnen van overige toegepaste stijlen doorgaans minder streng na.

Sabamiki is de gespleten-stamstijl. Deze weerspiegelt het effect van natuurkrachten als bliksem en andere weersinvloeden. De bast is plaatselijk verwijderd en in de stam is een holte uitgebeiteld. Deze kan in grootte variëren van een ondiepe scheur tot een diepe boomholte, maar is nooit zo diep dat de toevoer van voedingssappen in de boom stagneert.

Chinese jeneverbes in de bunjin-gi-stijl gecombineerd met de tanuki-stijl

Tanuki () is een bonsaistijl waarbij een levende bonsaiboom is gecombineerd met een fraai gevormd stuk dood hout. Vaak heeft deze de vorm van een afgestorven boomstam of stronk. Eventueel is in het dode hout een kerf gemaakt, waarin de levende boom is vastgemaakt. Na verloop van tijd zal deze zodanig met het dode hout vergroeien dat het één boom lijkt. Het is een techniek die aanzienlijk minder tijd vergt dan sharimiki. De tanuki-stijl wordt in de Japanse traditie echter weinig gewaardeerd en niet tentoongesteld in de formele Japanse tentoonstellingen. Hieraan dankt de stijl dan ook zijn naam tanuki, wat wasbeerhond betekent; in Japan een weinig complimenteuze bijnaam.

Formaatklassen

Shohin-bonsais tentoongesteld op de Gafu-ten 2015

Bij Japanse tentoonstellingen en in catalogussen wordt dikwijls een indicatie van de grootte en het gewicht van een bonsai gegeven. Dit gebeurt met behulp van een systeem van formaatklassen, die slaan op de hoogte en het gewicht van de bonsai en bijbehorende pot.

Bij de grootste formaatklassen staat het gewicht aangeduid in het aantal handen dat nodig is om de bonsai te verplaatsen. 'Twee handen' geeft bijvoorbeeld aan dat een bonsai met pot door één persoon kan worden verplaatst, terwijl een bonsai in de klasse hachi-uye wordt verplaatst door 'zes handen', oftewel drie personen.

De grootste formaatklasse vereist 'acht handen'. Deze klasse wordt ook wel 'Keizerlijke bonsai' genoemd, naar de enorme bonsais die keizer Meiji in zijn tuinen rond Kokyo liet plaatsen. Bij de kleinste drie formaatklassen, mame, shito en keshitsubo, heeft de bonsai een zeer klein aantal takken en bladeren. Voor de cultivatie van deze miniatuurbonsais bestaan specifieke technieken en stijlen.

 KlasseGewichtHoogte
Grote bonsaisKeizerlijke bonsaiAcht handen152–203 cm
Hachi-uyeZes handen102–152 cm
Dai of OmonoVier handen76–122 cm
Middelgrote bonsaisChiu of ChumonoTwee handen41–91 cm
Katade-mochiEén hand25–46 cm
MiniatuurbonsaisKomonoEén hand15–25 cm
ShohinEén hand13–20 cm
MamePalmformaat5–15 cm
ShitoVingertopformaat5–10 cm
KeshitsuboMaanzaadformaat3–8 cm

Bron : wikipedia